Klein rood autootje,
Waar breng je ons naar toe,
Naar alle zoete kindertjes,
En naar het koetje Boe,
En de handjes gaan van klap, klap, klap,
En de voetjes gaan van stap, stap, stap,
Klein rood autootje,
Waar breng je ons naar toe.
(Naar het koetje Boe)
Slaap kindje slaap,
Daar buiten loopt een schaap,
Een schaap met witte voetjes,
Die drinkt zijn melk zo zoetjes,
Slaap kindje slaap,
Daar buiten loopt een schaap.
Klap eens in je handjes
Klap eens in de handjes,
Blij, blij, blij,
Op je boze bolletje allebei,
Twee handjes in de hoogte,
Twee handjes in de zij,
Zo varen de scheepjes voorbij,
Zo varen de scheepjes voorbij.
Dit zijn mijn wangetjes
en dit is mijn kin,
Dit is mijn mondje
met tandjes erin.
Dit zijn mijn oren, mijn ogen, mijn haar,
Nu nog mijn neusje en dan ben ik klaar.
Met je vingertjes
Met je vingertjes, met je vingertjes,
En met je platte handjes,
Met je vuistje, met je vuistje,
En met je elleboog, klap, klap.
Twee handjes in de hoogte
Twee handjes in de hoogte,
Twee handjes in de zij,
Twee handjes op je schouders,
Op je hoofdje allebei.
Je duimen zijn de dikste,
Je pinken zijn maar klein,
Nu moeten alle handjes,
Op de ruggetjes zijn.
Waar zijn al onze handjes gebleven?
Ik heb ze aan mijn ruggetje gegeven.
1,2,3, …………………,
Daar zijn ze weer!!!
Twee handjes
Twee handjes op je knieën,
Twee handjes in je zij,
Twee handjes op je schouders,
Op je hoofdje allebei
Nu maken wij twee vuistjes
Zo stevig als je maar kan
Daar gaan we dan mee trommelen
Van je rommeldebommeldebom
De duimpjes zijn de dikste,
De pinkjes zijn maar klein.
Nu moeten alle handjes
Eén, twee, drie voor je oogjes zijn
Eén, twee, drie kiekeboe.
‘K zag twee beren broodjes smeren,
O, het was een wonder,
’t was een wonder, boven wonder,
dat die beren smeren konden,
Hi-hi-hi, ha-ha-ha,
‘k stond er bij en ik keek er naar.
Klein konijntje Peter
Klein konijntje Peter,
Heeft een vliegje op zijn neus,
Klein konijntje Peter,
Heeft een vliegje op zijn neus,
Klein konijntje Peter,
Heeft een vliegje op zijn neus,
En hij zei: Ha-ha-ha-hatsjoe,
En het vliegje vloog weg.
Autobus
Op de straat, op de straat,
Daar rijdt een autobus,
Van je tuut, tuut, tuut,
Zegt de autobus,
Jongens, jongens wat een herrie,
Wat een herrie,
Van je tuut, tuut, tuut,
Zegt de autobus,
Autobus,
Tuut, tuut.
Herfst
Herfst, herfst, wat heb je te koop,
Duizend kilo bladeren op een hoop,
Zakken vol met wind,
Ja mijn kind,
Ik weet wel dat jij dit aardig vindt.
Wind, regen, onweer
Het gaat waaien,
het gaat nog harder waaien,
Het gaat regenen,
Het gaat nog harder regenen,
Het gaat hagelen,
Het gaat nog harder hagelen,
Het gaat onweren.
Waaien: handen over de tafel
Regenen: vingers over de tafel
Hagelen: tikken op de tafel
Onweren: slaan op de tafel
Olifantje in het bos,
Laat je mama toch niet los,
Anders raak je de weg nog kwijt,
En dan heb je later spijt,
Olifantje in het bos,
Laat je mama toch niet los.
Draai het wieltje nog eens om
Draai het wielentje nog eens om
Klap eens in je handjes
Zet je handjes in je zij
Op je hoofdje allebei
Zo varen de scheepjes voorbij
Zo varen de scheepjes voorbij
Duimpje, pruimpje
Duimpje
Pruimpje
Appeltje
Peertje
Daaag meneertje
Een appel en een pruim en een lekkere peer
Duimpje
Pruimpje
Appeltje
Peertje
Daaag meneertje
Druppel, druppel, regendropje
Druppel, druppel, regendropje
Val maar op mijn blote kopje
Val maar op mijn regenjas
Druppel, druppel, plas, plas, plas.
Alle blaadjes
Alle blaadjes aan de bomen
Kleuren rood en groen en geel
En ze vallen naar beneden
Op de grond, dan zijn ’t er veel!!